U bent hier

Het dorp is nog niet dood

Bron: 
De Morgen 6 juni 2018
Dit artikel werd gereproduceerd met toestemming van de uitgever, alle rechten voorbehouden. Elk hergebruik dient het voorwerp uit te maken van een specifieke toestemming van de beheersvennootschap License2Publish: info@license2publisch.be.

De provincie Antwerpen wil dorpen en gehuchten redden en klaarstomen voor de toekomst. Vreemd, want lag de toekomst niet eerder in de steden?

'Verdichting is prima, maar we mogen de achterblijvers niet loslaten.' Onze dorpen en gehuchten krijgen het almaar moeilijker. Kruideniers en cafés sluiten de deuren, de sociale samenhang is verminderd, een dokter vinden is niet altijd evident en een postkantoor al helemaal niet meer. En in tijden van file-ontwijkende apps en belbussen die afgeschaft worden, kennen nu ook kleine dorpen grote mobiliteitsproblemen. En dus wil de provincie Antwerpen dorpen, wijken en gehuchten ondersteunen.

"In die dorpen krijg je alle maatschappelijke problemen van dit moment op microniveau", zegt Peter Bellens (CD&V), gedeputeerde voor Plattelandsbeleid. "Gaande van klimaatverandering, veranderende gezinssamenstellingen tot de lokale economie die verdwijnt. Allemaal veranderingen die in een stad niet makkelijk zijn, maar in zo'n dorp of gehucht voor grote problemen zorgen." Het resultaat is vereenzaming, toenemende vergrijzing en een verminderde globale levenskwaliteit, meent Bellens. "Het grote gevaar is dat we een netwerk van slaapdorpen krijgen, of beter gezegd spookdorpen. Dat moeten we proberen te vermijden."

'Good practices'

Samen met de Universiteit Antwerpen werden alle dorpen in de provincie onder de loep genomen en hun problemen en sterke punten op een rijtje gezet. De provincie is in zes dorpen gestart met een proefproject, waarbij de inwoners zelf ook betrokken worden. Het gaat om Booischot, Essen-Centrum, Groot-Vorst, Heist-Goor, Hulshout, Schriek, Sint Jozef en Braken. Iedereen mag voorstellen doen over hoe het dorp weer nieuw leven kan worden ingeblazen. Daarnaast maakte een team onderzoekers van de UA ook een gids met 37 inspirerende projecten, good practices uit andere dorpen over heel Vlaanderen.

"Het gaat vaak om kleine projecten", stelt Bellens. "Een voorbeeld: we merken dat jonge mensen wel degelijk nog in een dorp willen gaan wonen, omdat de bouwgrond er nog betaalbaar is. Maar we zien ook dat die jongeren niet altijd geïntegreerd raken in het dorp. Kleine projecten die beide groepen meer naar elkaar toe doen groeien, kunnen al veel doen. Zoals de oudere bewoners mee laten participeren in de kinderopvang bijvoorbeeld.

" Dorpen redden van de ondergang is één ding. Maar horen we niet al een tijdje dat de steden de toekomst zijn? Als we onze mobiliteit vlot willen krijgen en de openbare voorzieningen betaalbaar willen houden, is een trek naar grote kernen en steden nodig. Ook de betonstop, die de Vlaamse regering wil invoeren, heeft die bedoeling. Volgens gedeputeerde Bellens sluit het een het ander niet uit. "We gaan mee in het idee dat we naar verdichting moeten. Alleen moet het ook leefbaar blijven voor de mensen die 'achterblijven' in die dorpen. We mogen hen niet loslaten."

Kwalitatief wonen in de kern

"Natuurlijk niet", vindt ook Vlaams bouwmeester Leo Van Broeck. Anderhalf jaar geleden was hij het die nogal stellig stond te roepen dat we allemaal terug naar de steden, of toch minstens een grote dorpskern moesten. Hij stelde ook voor om het kadastraal inkomen van afgelegen huizen in gehuchten te verhogen om dat proces te versnellen. Hoewel hij de bezorgdheid van de provincie Antwerpen zegt te snappen, vindt hij het verkeerd om nog jonge mensen aan te trekken in die dorpen. "Er zijn drie niveaus die overlevingskansen hebben: de grote dorpen, de kleine steden en de grootsteden. Die kleinste dorpen zijn nauwelijks levensvatbaar. Het heeft dus weinig zin om daar nog jonge mensen aan te trekken. Je moet geen beleid voeren om het dorpsgezicht op de koekjestrommel te behouden, er moet een beleid gevoerd worden rond kwalitatief wonen in kernen."

Wil dat zeggen dat je die dorpjes in tussentijd dan maar moet laat verrotten en de bewoners aan hun lot moet overlaten? Neen, zegt Van Broeck stellig. "Als je te snel gaat, krijg je problemen. Je mag de mensen niet manu militari uit hun woning jagen. Je moet het rustig aanpakken en het vooral aantrekkelijk maken om te verhuizen voor wie dat wil. Van een afgelegen gehucht waar geen openbaar vervoer komt naar de dorpskern van de fusiegemeente bijvoorbeeld."

Het probleem is zich overigens zelf aan het oplossen, meent Van Broeck. "Vlaanderen vervangt jaarlijks ongeveer 1 procent van zijn huizenbestand. Dat wil zeggen dat we over 60 jaar al aan 60 procent woningen zitten die elders zullen staan. Kwestie is van die vervanging in de juiste richting te sturen: richting kernen."

CATHY GALLE