U bent hier

Waarom het Waalse hagenplan niet onzinnig is

Bron: 
Natuurpunt
Foto Ilf Jacobs

Het is een opmerkelijk element in het kersverse Waalse regeerakkoord: de aanleg van 4000km hagen, gespreid over de komende vijf jaar. Een noodzakelijke maatregel in functie van de biodiversiteit, aldus de betrokken politici. Is dat echt zo nuttig? Wat is het belang van hagen eigenlijk? En hoe zit dat in Vlaanderen?

Hagen en houtkanten kunnen op twee manieren essentiële onderdelen van het landschap vormen. Enerzijds maken ze deel uit van het leefgebied van veel dieren en planten. Hagen bepalen het uitzicht van kleinschalige, halfopen landschappen. Tal van dieren verkiezen dat landschapstype als leefgebied: van vogels zoals kneu, ringmus en geelgors, over zoogdieren zoals de das tot een hele reeks insecten, waaronder vlinders. De houtkanten doen dienst als nest- of overwinteringsplaats, beschutting of voedselbron.Het oranjetipje is een graslandvlinder die eitjes afzet op pinksterbloemen, maar doet dat liefst op plekjes die niet te winderig zijn: graslanden omzoomd door hagen bieden de ideale beschutting. Andere vlinders, zoals de sleedoornpage, gaan hun eitjes op de sleedoorn in de haag zelf leggen. Hagen en houtkanten kunnen ook dienst doen als belangrijke voedselbronnen: op bloeiende sleedoorn, meidoorn en bramen vinden vlinders, bijen en zweefvliegen nectar en stuifmeel, terwijl vogels dan weer van de bessen kunnen smullen. Ook blijken oude muizenholen en pakketten oud mos of gras in houtkanten erg belangrijk als nestplaats voor hommels.


Voor planten die doorgaans in bossen groeien, kunnen houtkanten dienst doen als ‘refugia’: als het bos verdwenen is, vormt de houtkant de laatste plek waar populaties oud-bosplanten nog kunnen overleven. In de schaduw van de houtkant kunnen soorten als bosanemoon en dalkruid vaak nog decennialang overleven.

Hagen vormen niet alleen een leefgebied, maar doen ook dienst als natuurverbinding. Zij vormen een essentieel onderdeel van de ecologische infrastructuur in het landschap. Voor muizen, egels en andere dieren die zich van het ene bosgebied naar het andere willen begeven, zijn de houtkanten de ideale snelweg. Grootschalige akkers doorkruisen: daar schrikken veel dieren van terug. Dankzij een netwerk van hagen en houtkanten zijn ze toch in staat om doorheen landbouwlandschappen te migreren. Vleermuizen maken bijvoorbeeld gebruik van een ingenieus sonarsysteem om te navigeren: ze vangen echo’s van ultrasone geluiden (die ze zelf voortbrengen) op, om zo informatie te krijgen over hun omgeving: waar zijn er obstakels? Waar vliegen prooien? Bij grote open landschappen krijgen vleermuizen geen echo’s terug, en vliegen ze dus ‘blind’. Het is precies daarom dat veel vleermuizensoorten ervoor terug deinzen om die zomaar over te steken. Zij volgen vaak bosranden en bomenrijen.

De Ferrariskaart (1771-1778) toont hoe kleinschalig het landschap was op het einde van de achttiende eeuw.

Vooral sinds de tweede helft van de twintigste eeuw is het Vlaamse landschap sterk uitgekleed: beschaduwing door bomen en struiken leidde tot opbrengstverlies voor landbouwers en ook de hakhoutfunctie (brandhout e.d.) ging stilaan teloor. Productiebossen werden nog aangeplant, terwijl de groenblauwe dooradering van het landschap afnam. Terwijl het Vlaamse binnenland in de middeleeuwen nog het dichtste netwerk aan hagen en houtkanten van West-Europa kende, evolueerden we naar een landbouwlandschap waar voor kleine landschapselementen nog nauwelijks plaats was. De versnippering van het landschap nam toe en de verbindingen tussen natuurgebieden verdwenen. Met de houtkanten verdwenen ook de geelgorzen en grauwe klauwieren. In Nederland werd recent de term ‘landschapspijn’ geïntroduceerd, voor mensen met heimwee naar dat rijkere landschap van vroeger. Het verdwijnen van die kleine landschapselementen knaagt (in combinatie met een overdaad aan stikstof) zodanig aan de basiskwaliteit van het landschap dat zelfs algemene dagvlinders zoals dagpauwoog niet meer floreren in Vlaanderen: vlinderexperts spraken al in 2001 over Vlaanderen als ‘Europe’s worst case scenario’ voor dagvlinders…

In Wallonië is de situatie minder erg dan in Vlaanderen; de natuur is er minder versnipperd. Desondanks verdwenen lokaal al her en der bocagelandschappen die met het voorliggende plan hersteld kunnen worden. In tijden van klimaatverandering is het overigens geen slecht idee om ervoor te zorgen dat soorten optimaal doorheen het landschap kunnen migreren. Daarbij moet opgemerkt worden dat er een groot verschil is naargelang de manier waarop die hagen ingevuld worden: gaat het over geschoren meidoornhagen die amper een meter hoog worden of over houtkanten die de ruimte krijgen om uit te groeien? Het spreekt voor zich dat de ecologische waarde van een houtkant veel hoger is dan die van een haagje van 1m hoog.

Naast de natuurwaarde van deze kleine landschapselementen kunnen ze ook belangrijke milieufuncties vervullen. Bijvoorbeeld als buffer (voor fijn stof, lawaai, …) langs drukke wegen of in het kader van erosiebestrijding in landbouwgebieden. Klimaatverandering zorgt voor een veranderend neerslagpatroon, met meer hevige regens. Als we willen vermijden dat modder tot in de huiskamer stroomt, wordt erosiebestrijding een belangrijk(er) aandachtspunt in de toekomst. Daarnaast vervullen hagen nog andere ecosysteemdiensten, die ook voor de landbouw waardevol zijn, denk aan natuurlijke plaagbestrijding en bestuiving. 

Hoe verrassend dit idee ook lijkt, onnuttig is het allerminst. Hopelijk komt ook de Vlaamse regering met ambitieuze plannen voor natuur en milieu op de proppen.

Heb je zelf zin om de handen uit de mouwen te steken en een houtkant aan te leggen? Lees hier hoe dat kan.

Tekst: Wim Veraghtert (Natuurpunt Studie)