U bent hier

Samen tuinieren is goed voor de ziel

Bron: 
De Standaard 20 maart 2018
Dit artikel werd gereproduceerd met toestemming van de uitgever, alle rechten voorbehouden. Elk hergebruik dient het voorwerp uit te maken van een specifieke toestemming van de beheersvennootschap License2Publish: info@license2publisch.be.
Foto Velt

Vaak zijn het buurtbewoners die het initiatief nemen om een stukje publieke ruimte te heroveren.

Bij tuinfans is het aan het kriebelen, want vandaag om 17.15 uur begint de lente. De meesten tuinieren solo, maar wie het in groep doet, heeft daar zo zijn redenen voor. In collectieve groenprojecten wissel je tips uit, ontmoet je buren, en is er een lange tafel om te aperitieven.
KAAT SCHAUBROECK

Geert Vandendriessche (57) is griffier van beroep, en een groot liefhebber van uitdagingen: diepzeeduiken, intensieve trekkings, bergbeklimmen. Hij stond op de top van de Kilimanjaro en de Elbrus, beklom de Aconcagua en Mount McKinley, maar een tweetal jaar geleden moest er iets anders bezworen worden. Het braakliggende terrein, aan de overkant van zijn huis in Drogenbos, konden ze daar nu niks leuks mee doen? Op een buurtfeest stelde hij de burgemeester, samen met twee buren, voor om er een gezamenlijke moestuin aan te leggen. Die reageerde enthousiast en het OCMW, dat eigenaar was van het veld, volgde: zij zagen er een mooie kans in om de buurt samen te brengen. Anderhalf jaar geleden ging samentuin Veltgetables open, een terrein met individuele percelen en een paar gemeenschappelijke stukken, zoals de boomgaard en het tuinhuis mét ­extra lange tafel.

‘We kregen in het begin theorie- en praktijklessen van Velt (Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren, red.), wat ik toch wel nodig had’, zegt Vandendriessche

‘We kregen in het begin theorie- en praktijklessen van Velt (Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren, red.), wat ik toch wel nodig had’, zegt Vandendriessche. ‘Ik had totaal geen ervaring met moestuinen. Mooie groenten kweken lukt nog niet helemaal, maar ik vind het fijn om bij te leren. Je leert ook mensen kennen die je anders misschien niet zou tegenkomen. Het is niet dat we nu samen op reis gaan, maar als je elkaar tegenkomt op straat sla je een praatje. Vergelijk het met mensen die een hond hebben: die beginnen ook makkelijker met elkaar te praten. Aan de tafel bij het tuinhuis wordt weleens geaperitiefd of ver­gaderd. Zo’n gemeenschappelijk project creëert hoe dan ook meer verbondenheid. Drogenbos is een faciliteitengemeente. Officieel is ze Vlaams, maar eigenlijk spreekt ongeveer iedereen hier Frans. Dat de tuiniers nu hun best doen om eens iets in het Nederlands te zeggen, vind ik echt tof. Als ik zeg dat ik het jammer vind dat ze in sommige winkels en restaurants nauwelijks Nederlands verstaan, geven ze me zelfs gelijk.’

Hunkering naar groen, ontmoetingsruimte, een plek om te ademen

Of het nu in Drogenbos is, Turijn of Londen: overal duiken de laatste jaren gemeenschapstuinen op, kleinere of grotere stukken grond die door een groep buurtbewoners worden bewerkt. Anders dan bij een klassieke stadsplanning, die de groenzones van bovenaf inkleurt, zijn het meestal de bewoners die het initiatief nemen en een stukje publieke ruimte heroveren. Foto’s uit de Tweede Wereldoorlog laten zien hoe ­stedelingen ook toen al stukken van de stad inpalmden, en groenten kweekten langs Brusselse boulevards en in het Jubelpark. Maar dat was honger, vandaag is er vooral hunkering: naar groen, ontmoetingsruimte, een plek om te ademen. Niet zelden is het ook een vorm van verzet tegen projectontwikkelaars. Zo kwamen de bewoners van Koekelberg in opstand toen een braakliggend terrein bebouwd zou worden: dat laatste stukje groen lieten ze zich niet ­zomaar ontglippen. Uiteindelijk mochten ze er, in samenwerking met Velt, een samentuin inrichten. Een verslag vermeldt de enthousiaste commentaren van de nieuwe tuiniers: ‘ik ben vermagerd want ik zit niet meer thuis te snoepen van verveling’, ‘door mijn ziekte vind ik nergens werk, ik voelde me nutteloos, maar hier weet ik niet wat eerst te doen!’

Samentuin

Het begrip ‘samentuin’ ontstond toen Velt in 2006 van start ging met een paar proefprojecten. Uiteraard waren er ook vroeger al buren die tuinen deelden, en sommige volkstuinen hebben een goeddraaiend buurtlokaal dat mensen ook verbindt. Maar Velt wilde met zijn samen­tuinen de link leggen tussen het ecologische verhaal en het sociale, vertelt Dorien Pelckmans, die verantwoordelijk is voor de samentuinen bij Velt. ‘Mensen konden onder elkaar tips uitwisselen over ecologisch tuinieren, en zo de ideeën over een duur­zame moestuin mee uitdragen. Maar we merkten al snel dat die babbels over pakweg de preivlieg ook een opstapje waren naar andere gesprekken: over de kinderen, over politiek ... Dat contact willen we ook stimuleren. Er zijn in de samentuinen vaak wel individuele percelen, maar er zijn ook gezamenlijke stukken. Soms is zelfs de hele tuin gemeenschappelijk. In plaats van in­dividuele tuinhuisjes hebben samentuinen één grote berging, eventueel met een plek om te picknicken of te barbecueën. We ­stimuleren mensen ook om gezamenlijke momenten te organiseren, zoals tuin- en oogstfeesten, en dat werkt.’

Foto Velt

Al tuinierend vinden buren elkaar.

Tuinen nemen barrières weg en kunnen plekken doen opleven. Dat heeft minister Schauvliege begrepen: zij zal dit voorjaar, net zoals de voorbije jaren, een projectoproep lanceren voor volks- en samentuinen die inzetten op sociale cohesie. Ook bij Velt komen dezelfde verhalen terug – ‘Vroeger zeiden we goeiendag bij de bakker, maar dankzij de tuin zijn we vrienden geworden’ is er zo eentje. Pelckmans: ‘Samen tuinieren heeft een positief effect op de buurt, dat merken we in de praktijk. Bij een woonblok in Hoogstraten is een samentuin waar veel nationaliteiten samenwerken en waar taal en cultuur toch niet tussen mensen in staan. Tegelijk blijft de sociale mix nog wel een uitdaging. Momenteel zijn de samentuinen zeker geen afspiegeling van de maatschappij: het blijft vooral iets van tweeverdieners, die de oogst mooi meegenomen vinden, maar vooral gaan voor ontspanning en ontmoeting. We werken er hard aan om iedereen mee aan boord te krijgen, maar de redenen waarom mensen weg­blijven zijn complex: dat krijg je niet snel-snel opgelost.’

Een echte ontmoetingsplek

 

De Lochting, een sociale moestuin, wil kansarmen daarom een laagdrempelige manier bieden om elkaar te ontmoeten

Ook in de Prinskouter, een wijk in Ronse, is de sociale mix ver te zoeken. Liefst 28,5 procent van de kinderen groeit er op in armoede. Volwassenen leveren er hun overlevingsstrijd, waardoor ze vaak erg op zichzelf zijn. De Lochting, een sociale moestuin, wil kansarmen daarom een laagdrempelige manier bieden om elkaar te ontmoeten; tegelijk kan dit een eerste opstap naar gezonde voeding zijn. De tuiniers werken op een gezamenlijk perceel, met een begeleider die wat kan aansturen, en de oogst wordt verdeeld. Wat ze te veel hebben, gaat naar sociale projecten zoals de sociale kruidenier.

‘De moestuin geeft mensen houvast’, zegt Stijn Ovaere, die vanuit Samenlevingsopbouw De Lochting mee begeleidt. ‘Het is de plek waar ze één of twee keer per week naartoe kunnen. Dat het buiten is, vind ik een echte plus. Er zijn een paar mensen in de groep van wie ik vermoed dat ze de rest van de week nauwelijks of niet het huis uit komen. We geloven ook heel sterk in het samen werken. Soms is maar de helft van de aanwezige tuiniers aan de slag en staat de rest wat te babbelen, te genieten, of uit te leggen hoe anderen moeten werken (lacht). Maar daar is ook ruimte voor. Bij ons is de ontmoeting belangrijker dan de oogst. Het is ook niet de bedoeling om mensen hier te activeren. In alle eerlijkheid zie ik een groot deel van de groep niet terugkeren naar de reguliere arbeidsmarkt.’

De sociale moestuin ging van start in 2014, eerst op een perceel van honderd vierkante meter in de volkstuinen in Ronse, maar dat werd al snel te klein. Stijn Ovaere stond er naar eigen zeggen op den duur zaaipotjes te vullen op de parking. Intussen kunnen ze terecht op een terrein van de sociale huisvestingsmaatschappij De Nieuwe Haard, waar ze nog zeker vijf jaar mogen blijven. De beschikbare ruimte in de Prinskouter is ruim voldoende voor nieuwe dromen. ‘Deze site willen we echt openstellen voor alle buurtbewoners’, zegt Ovaere. ‘Daarom willen we naast de moestuin graag nog een speelterrein inrichten, en een gemeenschappelijke tuin. We moeten realistisch zijn: met moestuinen bereiken we lang niet iedereen, terwijl de buurt wel nood heeft aan meer speel- en ontmoetingsplekken.’

Vorig jaar stond in een rapport van de universiteit van Glasgow, waarin de impact van community gardens werd onderzocht, dat ‘we dankzij de collectieve tuinen een verleidelijke glimp opvangen van een alternatieve manier van leven en werken, die kan bijdragen tot een meer duurzame stedelijke economie en een betrokken samenleving.’ De onderzoekers formuleren weliswaar enkele bedenkingen, zoals de vraag hoeveel werk een stad mag uitbesteden aan vrijwilligers, maar de teneur was toch: samen tuinieren is goed voor mens en buurt. Al tuinierend vinden buren elkaar, wisselen ze nieuwe vormen van kennis uit, en ontdekken ze een andere visie op voedsel, ecologie en werk. Bovendien krijgen ze een ­beter beeld van hun omgeving en wat ze daar kunnen betekenen: dat maakt hen sterker. Zeker niet te onderschatten: samen tuinieren heeft een positief effect op je zelfbeeld. Het onbetaalbare gevoel dat je iets tot leven hebt gewekt, dat je kunt oogsten wat je gezaaid hebt, zet voor veel mensen ook op andere terreinen van hun leven iets in beweging.

Dat merkt Stijn Ovaere telkens weer: de tuin is een plek waar zelfvertrouwen kan groeien. Bij De Lochting zetten ze dan ook in op kleine succeservaringen: een groente zien groeien, of kennis van vroeger die wordt doorgegeven. ‘Normaal gezien organiseren we elk jaar in september Open Lochting, een oogstfeest waarop mensen ook hun vrienden kunnen uitnodigen. Wat mij dan altijd weer raakt, is het enthousiasme waarmee de tuiniers dat organiseren, en de fierheid als ze hun groenten kunnen laten zien.’