U bent hier

Hoe de bus verdwijnt uit het dorp

Bron: 
De Morgen 1 februari 2021

Naar schatting één op tien Vlamingen zit straks zonder vaste busdienst in de eigen woonkern.

Wat je zelf doet, doe je beter. Onder dat motto wordt het openbaar vervoer vanaf 2022 volledig hertekend. Lokale besturen mogen dan mee bepalen waar er bussen en trams rijden. Dat doen ze in vijftien groepjes of ‘vervoerregio’s’. Tegelijk maken we de sprong van basismobiliteit, waarbij iedereen op 750 meter van zijn deur een halte moest hebben, naar de zogenaamde basisbereikbaarheid. Dat is een vraaggestuurd systeem.
 
De grote principes kennen we al: we gaan naar een vervoersnet in laagjes. Met een kern van grote lijnen rond en tussen de steden, een netwerk van aanvullende lijnen en een mix van taxi’s, deelauto’s en flexbussen: het zogenaamde vervoer op maat. Maar welke impact heeft deze hervorming voor de Vlaming?
 
De Morgen onderzocht samen met reizigersvereniging TreinTram Bus de eerste plannen van de vijftien vervoerregio’s. Deze informatie haalden we uit interne verslagen van de vervoerregio’s, documenten van De Lijn en publieke plannen. Daarnaast boog een expertenpanel van mobiliteitsdeskundigen, onder wie Dirk Lauwers (UGent, UAntwerpen), Koos Fransen (VUB, UGent), Eva Van Eenoo (VUB), Willy Miermans (UHasselt) en Kris Peeters, zich over de analyse.
 
Er ontstaan duidelijk centrale assen waarop bussen sneller gaan rijden. Dat komt omdat ze niet meer langs afgelegen dorpjes kronkelen. “De sightseeing-bussen gaan ertussenuit”, zegt Willy Miermans. Dat soort corridors zie je bijvoorbeeld tussen Veurne en Ieper, Halle en Ninove of Mechelen en Heist-op-den-Berg. Het aantal bussen per uur wordt op die assen vaak verhoogd, soms tot wel acht per uur. Een metroachtige dienst.
 
KEERZIJDE
 
De keerzijde is dat dorpen die naast deze assen liggen zonder behoorlijk aanbod vallen. Naar schatting één op tien Vlamingen zit straks zonder vaste busdienst in de eigen woonkern. Meer nog, in landelijke regio’s zoals het Pajottenland en de Vlaamse Ardennen ontstaan er grote gebieden waar inwoners lange afstanden zullen moeten afleggen tot aan de eerstvolgende bus, zeker in de daluren. Voor ouderen, kwetsbaren en mensen zonder auto is dat moeilijk. Het gebied wordt een soort ‘vervoerswoestijn’.
 
Alle hoop ligt bij het vervoer op maat. Reizigers die hun busverbinding verliezen, moeten straks zonder gedoe een flexbus, taxi of deelstep kunnen bestellen. Maar nu de regio’s hun plannen in de plooi leggen, stoten velen op hetzelfde probleem: ze hebben te weinig centen. Intussen schieten de ticketprijzen alle kanten uit, raakt het reservatiesysteem moeizaam van de grond en verhogen extra overstappen de drempel voor de reiziger.
 
‘EINDELIJK KEUZES’
 
Het voordeel is dat Vlaanderen eindelijk keuzes maakt, zegt Miermans onder andere. “Hoe pijnlijk die ook zijn, ik denk dat we hier doorheen moeten.” Tegelijk waarschuwen verkeersdeskundigen voor een verhoogd risico op vervoersarmoede. De kloof tussen mobielen en niet-mobielen dreigt te groeien. Allemaal zijn ze van mening dat deze keuzes een grondig maatschappelijk debat verdienen.
 
Vlaams mobiliteitsminister Lydia Peeters (Open Vld) rekent erop dat alles goed komt. “Het opzet is dat we vanaf 1 januari een performant systeem kunnen aanbieden.” De regering verhoogde het budget voor vervoer op maat vorig jaar al van 34 naar 65 miljoen euro.
 
Dit artikel draagt bij aan volgende duurzame ontwikkelingsdoelen: